dinsdag 18 augustus 2015

Goethe volgens Safranski

Het interview van Maarten Doorman met Safranski maakte me nieuwsgierig, en in Duitsland zag ik het Goethe-boek goedkoop liggen. Het leek me bovendien wel aardig om even buiten de filosofie te stappen, hoewel je dat bij Goethe nooit zeker weet. Hij leefde in een stuk van de wereld waar filosofisch erg boeiende zaken gebeurden, en die interesseerden de schrijver ook bijzonder.

Mijn filosofische held van dit moment, Agamben, neemt een gedachte van Goethe tot uitgangspunt om zijn begrip 'paradigma' uit te werken. Roland Borgards (Würzburg) verwondert zich daarover omdat het lijkt alsof Agamben zijn politieke inzet opgeeft en zich wil terugtrekken in de klassieke ontologie en het messianisme. Nu lijkt het mij te vroeg om die conclusie te trekken, temeer omdat Agamben in zijn latere boeken in de serie Homo sacer nadrukkelijk blijft spreken van een ethisch-politieke inzet. Toegegeven zij dat die moeilijk te herkennen is, omdat die moeilijk te rijmen lijkt met zijn ontologische invalshoek.

Misschien is die moeilijkheid bij Goethe wel even groot. Hij nam volop deel aan het politieke leven, in dienst van Weimar, had ook een grote passie voor de natuurwetenschap. Anderzijds stond Goethe in zijn overtuigingen gereserveerd tegenover elke vorm van collectivisme en was hij vooral bezorgd om het individu.

Het lijkt dus onvermijdelijk om Goethes politieke betekenis te zien in de paradox dat zich hij temidden van de heftige politieke gebeurtenissen van zijn tijd wilde terugtrekken in zijn individuele leven. De traditie waarvan hij deel zou uitmaken zou die van de vormgeving van zijn leven als van een kunstwerk zijn, zoals die met name in het epicurisme, en op en andere manier ook in de stoa is gepraktiseerd, en later vooral onder de vlag van Nietzsche bekend is geworden. Goethe zou dus, aldus Safranski en niet alleen hij, model staan voor de Übermensch, meer dan Nietzsche zelf. Want Goethe zocht de balans tussen leven en kunst, terwijl Nietzsche op beide terreinen nu eenmaal minder actief was.

Nu moet ik bij levenskunst vooral denken aan een leven dat de vorm van een kunstwerk aanneemt, dat zich de vorm van het kunstwerk ten doel stelt. Nu is het mooie van Safranski's biografie dat Goethe niet alleen moeilijk paste in zo'n doelgerichte levensvisie, maar hij memoreert ook enkel keren dat de hele idee van doelgerichtheid Goethe eigenlijk gewoon tegenstond. Daarmee zou Goethe afstand nemen van de belangrijke aanzetten tot politiek en ethisch denken in zijn tijd en later, maar ook van daarvoor.

Wel zou je kunnen denken aan de esthetica van bijvoorbeeld Kant, met zijn 'doelmatigheid zonder doel'. Maar Kant zou die kunst nooit willen zien als model voor het leven of de politiek. Bij Goethe lijkt er sprake van een analogie-relatie tussen leven en kunst, en allebei cirkelen ze rond zonder doel:
Das Dichten ist wie das Leben, ohne Ziel und Zweck, in sich kreisend: Dein Lied ist drehend wie das Sterngewölbe, / Anfang und Ende immer fort dasselbe. Poesie ist Nachahmung dieses in sich kreisenden Lebens, doch eine gesteigerte, weil sie in Schönheit übergeht. Die Schönheit der Poesie hat etwas Triumphierendes, auch wenn sie aus der Verzweiflung und Trauer kommen mag. (Safranski, 562, cit. uit West-östlicher Divan)
De gedachte die Safranski parafraserend aanknoopt bij Goethe over het triomfkarakter van de schoonheid zou je op het spoor kunnen zetten van een katastrofale politiek. In de twintigste eeuw komt met name door Walter Benjamin de kritiek op de 'esthetisering van de politiek' op. Benjamin zag dat als de kern van het nazisme, en sindsdien is het moeilijk nog onbekommerd te spreken van schoonheid wanneer het over politiek gaat.

Zijn we daarmee weer beland in de filosofie van Kant, waarin ook het esthetische oordeel in laatste instantie afhankelijk wordt gemaakt van de ethische plicht, waarin alleen de absolute geldigheid van de categorische imperatief garant staat voor een scheiding en verbinding tussen kunst en leven?

Wellicht, denk ik, al Safranski lezend, heeft precies zijn kunstopvatting Goethe immuun gemaakt voor de teleologische ethiek. Want schoonheid ziet Goethe toch vooral als een zaak van de kunst. En die ontstaat niet op de eerste plaats als gewild resultaat, als doel, van een inspanning, maar doordat het leven zelf in de kunst wordt gesteigert, geïntensiveerd. Met andere woorden, doordat de schoonheid wordt gereserveerd voor de kunst ontstaat er ruimte om het leven zelf op een andere manier tegemoet te treden.

Nu staat Goethe bekend als het grote talent, de schöpferische Genius. Maar dat geldt toch vooral zijn rol als kunstenaar, en zelfs in de kunst ontstaat volgens hemzelf de betekenis door Nachahmung, en in steeds grotere mate ook, zoals in Dichtung und Wahrheit, door reflectie. In zijn politieke leven was Goethe helemaal niet zo creatief, aldus Safranski. Alleen op militair gebied boekte hij wat succes, en dat ook nog eens door het leger van Weimar sterk in te laten krimpen. De steenmijnen bij Ilmenau waren regelrecht een fiasco. Goethe was sterk geneigd zijn politieke werk meer in termen van plicht op te vatten.

Hiermee komt Goethe opnieuw weer gevaarlijk dicht in de buurt van Kant, temeer daar hij die plicht opvat als het 'indirekt Heilige' (568). Daarmee bedoelt Goethe dat het gecreëerde geen 'vermindering' in heiligheid is in vergelijking met het creërende. Met andere woorden, het concrete, vuile werk bij zoiets als mijnbouw is van even grote betekenis als de natuur of God die de gesteenten voortbrengt, zelfs van grotere betekenis. Je bent als lezer geneigd aan de protestantse werkethiek te denken, vooral wanneer je bij Safranski de hele tijd die term 'Tätigkeit' tegenkomt, waardoor de indruk ontstaat dat Goethe een werkpaard was met ADHD-neigingen.

Echter, met die interpretatie miskennen we de betekenis die Goethe - pas in tweede instantie, zo lijkt het - kon toekennen aan de tegenslagen, en de taaie sociale structuren, het graugestrickte Netz (570). Hoezeer ook bij Goethe alles lijkt te draaien om het scheppende, vitale individu, hij had beslist wel door dat het de samenleving is waar zaken van waarde zich moeten bewijzen. Het individu moet dan juist kunnen worden als een steen. Safranski parafraseert weer:
Der Einzelne muss, wenn er nicht im gesellschaftlichen Getriebe untergehen will, jenen inneren Zusammenhang haben, den er einmal in Bezug auf die Steine die Anziehungskraft gegen sich selbst nannte. Das selbstiche Prinzip gibt einer Person etwas Abweisendes, Kompaktes und Undurchdringliches. (572)
Goethe als de man van steen, dat mag verwondering wekken voor lezers zoals ik die Goethe altijd aan de kant van Sturm-und-Drang, Tätigkeit en als goddelijk middelpunt van een natie in wording zagen.

Ook lijken we langs deze weg moeilijk te begrijpen waarom Goethe altijd begrafenissen meed, waarom hij zo principieel en emotioneel tekeer ging tegen verval, saaiheid en obscurantisme. Toch opende er zich voor mij een doorgang in deze richting toen ik in de laatste hoofdstukken las dat Goethe de schedel van zijn overleden vriend Schiller wist te bemachtigen en in zijn werkkamer neerzette. (p.629-30)

Een politiek gemodelleerd naar het verzet van de steen tegen de doelgerichte stromende menigtes. Je zou die kunnen misverstaan als conservatisme, zoals ook de media deden vlak na Goethes dood. De term conservatisme is inmiddels tamelijk nietszeggend geworden. Om het met Hannah Arendt te zeggen: 'De radicaalste revolutionair zal de dag na de revolutie conservatief worden.' Goethe gaf net als bijvoorbeeld Hegel uitdrukking aan de tijdgeest maar zag anders dan hem de betekenis van het individu in de weerstand, van welke signatuur de bewegingen om hem heen ook waren.

Om deze houding (als het al een houding is, het is evenzeer een niet-houding en een niet-activiteit) ethisch-politiek te noemen moet je de ethiek en politiek opnieuw overdenken. Je moet ze uit de sfeer van de doelgerichtheid halen en van het werk. Agamben bewandelt het spoor van Benjamin en ziet veel in een 'messianisme', een redding of bevrijding, niet van een God buiten of binnen ons, maar een redding die opnieuw, zoals de politiek en ethiek altijd hebben geprobeerd, draait om het 'buiten werking stellen'.

Het is misschien teveel gevraagd om dit spoor te hineininterpretieren in Goethe, hoezeer het beeld van de steen ook zou kunnen functioneren als paradigma van het buiten werking stellen. Wetende dat Benjamin zich heeft gebogen over de Wahlverwantschaften staat me nog wat huiswerk te wachten. Maar nu al lijkt het me alleszins mogelijk om Safranski's Goethe los te weken van de enigszins misleidende term 'levenskunst'. Goethe was wel bezig met de vormgeving van zijn individuele leven naar het model van de scheppende kunst. En in elke alinea laat Safranski levensbeschrijving en Goethecitaten door elkaar lopen. Maar het was Goethe niet (alleen) te doen om esthetische ervaringen, het oppeppen van het saaie leven door opwindende kunst. Met zijn kunst en zijn verschijning was Goethe zelf een steen in het leven. Zo bedreef hij, om het met Benjamin te zeggen, politisering van de kunst, volgens begrippen en een logica die we opnieuw moeten uitvinden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten