zondag 14 juni 2015

Sloterdijk - Die Schrecklichen Kinder

Vorig jaar kocht ik dit boek niet, want ik was een beetje Sloterdijk-moe. Al dat opgeblazen subjectivisme van Du musst dein Leben ändern brak me een beetje op, hoezeer het me ook inspireerde tot gedachten over levenskunst. Sloterdijk dook vervolgens verder in de religies, wat de andere grote namen ook al deden: Badiou, Agamben, Derrida, Habermas.

Maar nu kreeg ik het boek cadeau en had ik er ook wel weer zin in. Het maakte me niet uit wat het onderwerp was, Sloterdijk heeft altijd wel iets opmerkelijks te vertellen.

Toch was ik al lezend wel verrast. Allereerst lijkt het of Sloterdijk zijn supersubjectivisme heeft afgezworen, al trekt hij hier en daar wat lijntjes naar de antropotechniek. Het kan dus goed zijn dat ik dat eerdere boek helemaal verkeerd heb begrepen. Tweede verrassing: Sloterdijk geeft stevige kritiek op de schizoanalyse van Deleuze & Guattari. Ik dacht vooral vanwege de gemeenschappelijke Nietzscheaanse erfenis en vanwege de idee van Sloterdijks eigen sferologie dat hij niet vies was van een filosofie van meervoudigheid.

Het subjectivisme én het horizontalisme wordt door Sloterdijk onder vuur genomen vanuit een denken van de verticale relatie, de filiatie van op de eerste plaats vader en zoon. Daarmee grijpt hij niet alleen terug op premoderne denkfiguren, zelfs niet antieke filosofie, maar op de cultuuroverdracht als zodanig, een cultuuroverdracht waarbij er tussen vader en zoon nog niet een hiatus zou kunnen ontstaan. Een cultuur dus voordat de cultuur zoals wij hem kennen begint, want bij Sloterdijk gaat het bij de Grieken eigenlijk al mis.

Hoe komt Sloterdijk er dan bij de cultuuroverdracht als een wezenlijk homogeen proces te zien? Temeer opmerkelijk, daar hij dat proces schetst met iets dat ik toch spontaan metaforen zou noemen:
In der frühen Ära menschlicher Reproduktionsgeschehnisse sind Eltern nie etwas anderes als Missionare, die, zusammen mit ihren Sippenangehörigen, den fremdesten Völkern: den eigenen Kindern, die Nachricht von der wahren Art und Weise zu leben überbringen. (223)
We kennen deze operatie van het schetsen van de situatie voor de zondenval niet alleen uit Genesis, maar ook van de filosofen van de natuurtoestand. Dezelfde ambivalentie, dezelfde schimmigheid, dezelfde idealisering en ideaaltypisering.

Later zullen we zeggen: we hebben met een 'genealogie' te maken, een schets van een voorgeschiedenis waartoe logisch geconcludeerd wordt vanuit het latere verval. We zijn met die genealogie vertrouwd vooral bij de Nietzscheanen, de essays van Foucault en D&G over Nietzsche, waarbij de inspiratie van vooral Rousseau door de regels merkbaar is.

Maar in dit boek gebruikt Sloterdijk de term genealogie, tegelijk, in een, ogenschijnlijk, heel andere betekenis. Het gaat precies over deze cultuuroverdracht van vader op zoon. Ogenschijnlijk anders, want de situatie van nu, na de zondenval, maakt hij begrijpelijk door de draden terug te volgen naar het verleden, en daarmee herstelt hij in één beweging de cultuuroverdracht.

Want de belangrijkste breuk in deze overdracht is precies het vergeten van de filiatie. Moderniteit is het vergeten of zelfs bestrijden van de filiatie, en bij die moderniteit hoort ook de rationaliteit die idealiter zijn eigen fundering legt. Het teruggrijpen op een zelfs pre-antieke filiatie kan onder deze voorwaarden niet anders dan voorwetenschappelijk ogen.

Het is niet Sloterdijks voornaamste zorg. Misschien moet je zelfs concluderen dat intergenerationele cultuuroverdracht ondenkbaar is zonder hiaat. Misschien gaat het boek eerder over de hiaat dan over de cultuuroverdracht. Een deel van dit mysterie zou de lezer kunnen ontdekken en meteen oplossen door te lezen hoe Sloterdijk zelf schrift en subjectiviteit met elkaar in verband brengt:

Vor dem Zeitalter der Schriften wird dieser Effekt durch die Unduldsamkeit des "Habitus" bzw. der neuronal gefestigten Verhaltensmuster garantiert. Schrift erlaubt die Auslagerungen von Intoleranz ins äussere Medium bzw. in die "Institutionen". Sie setzt die Flexibilisierungen frei, die man eines Tages als Navigation in den "Spielräumen des Verstehens", das heisst als Hermeneutik bzw. als Ausübung des Rechts auf Subjektivität, beschreibt. (222 n.)
Sloterdijk vindt het - zo lijkt het- niet zo'n interessant issue, dat schrift. Overdracht van cultuur verloopt primair van vader op zoon, op de eigen zoon. Waar dat niet het geval is, is al meteen sprake van een hiaat. En waar dat wel het geval is, is sprake van 'missionering aan een vreemd volk'. Mag je dat een hiaat noemen? Volgens de subjectieve verbeelding waarop Sloterdijk recht heeft zeker wel. Maar het is juist die subjectiviteit die hij zelf onder vuur neemt vanuit de oorspronkelijk gedachte filiatie.

Het sterkst is Sloterdijk in het aanboren van alle hulpkrachten die de cultuur zelf ontwikkelde om de hiaat te overbruggen op het moment dat deze zich voordeed. Zijn natuurlijke bondgenoten zijn de Romeinen. Niet alleen Cato, Vergilius en de homines novi, ook en vooral de latere christelijke Augustinus. Geschiedenis is voor de Romeinen wezenlijk verval, en waar de hiaat openklapt is het altijd mogelijk hem te overbruggen met de psycho-juridisch-culturele band met de vaders. Deze geschiedenis is 'mediaal', gecentreerd rond de verbindingsschakel, zoals Aeneas die zijn vader op de schouders neemt en zijn zoon aan de hand meeneemt. De geschiedenis is tevens genealogisch omdat de afkomst meer gewicht heeft dan de toekomst, de betekenis van toekomst en heden worden afgemeten aan het verleden.

Dat functioneert goed, zolang de hiaten niet te vaak en te ver openklappen. Zo klappen er bij de geboorte van Jezus twee hiaten tegelijk open. Hij is de zoon van een timmerman die genealogisch wordt teruggevoerd naar Adam, dus naar de zondenval. Daarnaast wordt, praktisch op hetzelfde moment van het Matteüsevangelie, het vaderschap toegeschreven aan God zelf, waarmee de arme timmerman in verlegenheid wordt gebracht en hij verder uit het script moet worden geschreven.

Alle christenen zitten in het vervolg opgescheept met deze hiaat. Ze kunnen zich, zoals Franciscus, losmaken van hun vader om zich te keren naar God. Met andere woorden, het model zelf is corrupt geworden, de kopie is corrupt. Het kopiëren zelf volstaat niet meer om de band te herstellen. Dat verklaart weer waarom de hiaat steeds vaker en verder openklapt. Moderniteit is dus geen uniek moment, bijvoorbeeld 1789, het is een voortgaand proces dat alleen maar kan eindigen met het volkomen verdwijnen van de filiatie uit de cultuur.

Maar er zijn nog steeds vaders. Er wordt nog steeds aan cultuuroverdracht gedaan, ook al besteden de vaders dat uit aan de instituties. Sloterdijk kennende, ziet hij ook het einde van het biologische vaderschap al voor zich, maar dat wisten we al sinds zijn Regeln für den Menschenpark. Maar het probleem dat er nu bijkomt is dat we het vaderschap niet zomaar opnieuw kunnen uitvinden. De term 'uitvinden' is eigenlijk al te modern. Je kunt je kind nog wel uitvinden, maar niet je vader.

Sloterdijk lezend stapelen de problemen zich op, niet alleen op het vlak van de gerepresenteerde gebeurtenissen maar ook van de methode. Met resolute gebaren springt hij eroverheen, vele vergezichten en briljante formuleringen over ons heenstrooiend. Is de moeder een corrupte kopie van de vader? Nee, ze werkt bij uitstek bemiddelend, en dat is juist goed. Is het Jodendom een anti-genealogische cultuur? Nee, het wordt samen met de chinese en 'in eingeschränkter Form' de katholieke cultuur als een elastisch conservatisme beschouwd, duidelijk Sloterdijks ideaal (234).

Het geheim van hun succes is zodanig kopiëren dat het grondpatroon herkenbaar blijft. Maar hoe doe je dat wanneer de kopieën zelf corrupt zijn? Hoe vind je aansluiting bij het verleden wanneer je in 'schuim' leeft?

Wat dit laatste betreft laat Sloterdijk er geen misverstand over bestaan dat ook de sferen mogelijkheid bieden tot insluiting in plaats van uitsluiting. Daarmee lijkt hij zich toch eerder aan de kant van de idealisten te scharen, met de aantekening dat het weinig zin heeft mensen idealen te bieden die je in toenemende mate niet kunt waarmaken, zoals de mensenrechten en oneindig stijgende consumptie.

We zullen er dus toch moeten induiken, in die massa verschrikkelijke kinderen, kinderen die we zelf ook zijn, om te zoeken naar kansen voor vaderschap, bemiddeling tussen de kinderen en onze voorouders. Misschien moet de inzet bescheidener zijn dan Sloterdijk met zijn maximalistische ethos suggereert, en meer moeten worden opgevat zoals Vergilius zijn Aeneis opvatte, als troost voor de tranen der mensheid. Misschien ook moet je zelfs om dat doel te bereiken wel extra maximalistisch worden. Troosten kan alleen iemand die het verdriet ziet, de hiaten die zo vaak alleen onder de huid liggen.

Sloterdijk biedt troost met zijn inktzwarte boek, waarin hij laconiek constateert dat de toekomst de vuilnisbak is geworden voor alle energie die bij het consumeren vrijkomt. Maar we hebben altijd het verleden nog, en ik beschouw zijn boek vooral als een tribuut aan Benjamins Angelus Novus.

Nog een laatste opmerking met, wie weet, wel een opening. Kijk ik naar mijn eigen vaderschap, dan ben ik bijzonder weinig bezig met missionering. Ik ben bijvoorbeeld bezig met luisteren en kijken. Of ik zeg iets wat mijn dochters bijzonder irriteert of wat ze dwaas vinden. Zou het niet kunnen dat vaders ook zo met hun kinderen omgingen rond de pre-antieke kampvuren? Ik zeg dit niet alleen maar omdat ik alle intolerantie aan instituties heb gedelegeerd en geniet van mijn vrije subjectiviteit als schrijver. Ik zeg het ook als vader, vader van mijn dochters en als vader die zijn vader kopieert.

Zouden mijn dochters nog minder verschrikkelijk zijn geworden als ik meer had gemissioneerd? Hier heeft Sloterdijk met zijn geluksfantasie nog heel wat uit te leggen, wil hij niet verworden tot een kopie van Saturnus.

http://www.leidenuniv.nl/fsw/verduin/sofa/goya.jpg


Geen opmerkingen:

Een reactie posten