woensdag 24 juli 2013

Mandelsjtam terug naar de Middeleeuwen

Mandelsjtam schreef zo'n honderd jaar geleden 'De ochtend van het acmeïsme'. Het is een manifest over poëzie waarin hij zich afzet tegen een belangrijk aspect van het symbolisme, namelijk de gewoonte om een gedicht te zien als vehikel voor een mystieke inhoud. Je moet de woorden niet als onvolmaakte symbolen van hogere realiteiten opvatten, maar als materiaal waarbij aan dat woord zelf niets mankeert. Je hoeft ook niet, zoals de futuristen, de bewuste betekenis van het woord overboord te gooien. Ook dat maakt deel uit van het materiaal.

Om het niet al te gemakkelijk te maken gebruikt Mandelsjtam toch weer een vergelijking om te verduidelijken wat een gedicht is. Het is als een gotische kathedraal die de hoogte opzoekt, de ruimte hypnotiseert en de leegte verovert: 'The handsome arrow of the Gothic belltower rages because its function is to stab the sky, to reproach it for its emptiness.' (63)

Nog moeilijker te volgen is Mandelsjtam wanneer hij ook nog de Middeleeuwse zin voor mystiek erbij betrekt. Die hadden we met het symbolisme toch juist overboord gezet? We gingen toch juist lekker concreet doen? Niks mystieke inhouden, we lezen toch heel concreet A=A in Mandelsjtams manifest!!

Maar dan hebben wij de Middeleeuwen toch niet goed begrepen, de Middeleeuwen zoals Mandelsjtam die ziet. Lees even aandachtig de volgende zin: 'Yes, Europe has passed through the labyrinth of fine open-work culture, when abstract being, completely unadorned personal existence, was valued as a heroic feat.' (64)
Nu zou je nog kunnen denken dat we even door dit kinderlijke maar verder bewonderenswaardige stadium heen moesten. We zouden nu dan eindelijk bij de dingen zelf uitkomen, en geen gedoe meer hebben met bestaan en dat soort moeilijkdoenerij.
Mandelsjtam geeft dan de genadeklap: 'Love the existence of the thing more than the thing itself and your own existence more than yourself: that is Acmeism's highest commandment.'

En als iets hoog heet in het acmeïsme, dan is het hoog, zo hoog als de gothische kathedraal, omdat het woord akmè spits, top, hoogtepunt betekent, maar we moeten bovenal het bestaan van dat woord liefhebben, het bestaan van ακμη en van alle verbale gebouwen die de lucht steken, meer dan die spits zelf. Kijk je dus concreet naar het acmeïsme, het acmeïsme zoals het in de gedichten van Mandelsjtam en Achmatova bestaat, dan (steekt zijn vinger hoog de lucht in) draait het daar om het meest abstract denkbare, de existentie ('hûhh...??'). (stilte)

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten