donderdag 29 november 2012

Baricco Emmaüs

Baricco was gefascineerd door massacultuur, misschien zoals de vader van Luca in Emmaüs graag op het balkon stond. Hij zag auto's voorbijzoeven, wachten voor het stoplicht en weer optrekken. Gebeurt er iets? Ja, want zijn zoon pleegt zelfmoord. Maar tegelijk gebeurt er ook weer niets. En dan wordt het toch weer filosofisch.

De gebruikte taal is die van religie. De Emmaüsgangers weten ook niet wat er gebeurt, al denken ze dat er iets gebeurt. En als het dan uitkomt, dan zit het gebeuren in kleine gebaren van de medereiziger. Eigenlijk gebeurt er dus ook weer niets.

Hoewel sommigen denken dat Baricco na City bedachtzamer is geworden, en na De barbaren minder helder, is het lang niet zeker dat Emmaüs een filosofisch boek is. Hooguit zou je het kunnen zien als een impliciete beschouwing over incarnatie, hoewel het echte vlees steeds vanuit die gefascineerde afstand figureert. Het is dus meer vanuit de icoon dat de wereldse tegenstellingen worden overgoten met licht dan vanuit de spieren, het bloed en de rotting.

Daardoor weet je niet meer zeker of deze katholieke jongens met hun leading lady buiten de massacultuur staan. Ze zouden evengoed de kern ervan kunnen vormen.




zaterdag 24 november 2012

Walsers instemming

De grote Goethe wilde bij zijn verlangen naar liefde heerser blijven over zichzelf. Daarom misschien moest hij - als schrijver althans - het fenomeen liefde voor literatuur redden via de lezers. 'Wer mich nicht liebt, darf mich auch nicht beurteilen.' De beoordeling kan evengoed de vorm aannemen van Kritik als van Lob, prijzing. In die zin vraagt misschien ook de roman Tod eines Kritikers van Martin Walser niet om een prijzing maar om iets anders. Misschien is de term instemming (Zustimmung) passender, zoals Walser via zijn personage Silberfuchs suggereert.

Het boek van Walser is dan misschien ook niet wat het lijkt, een afrekening in romanvorm met zijn plaaggeest Marcel Reich-Ranicki. En, bijgevolg, is ook de overheersende reactie van Duitsland op het boek misschien niet wat het leek, een verontwaardigde afkeuring. Dat zou je al kunnen opmaken uit het motto van de roman: 'Quod est superius est sicut inferius.'

Maar je kunt ook kijken naar de verborgen betekenis van de mystiek in de roman. De verteller is kenner van mystiek, en komt daarin overeen met de beroemde Gershom Scholem (wiens boek ter recensie wordt voorgelegd aan een professor die, naar verluidt, Habermas verbeeldt). Later blijkt de verteller in te stemmen met Nietzsches machtsfilosofie. De lezer is, op dat punt aanbeland, misschien weer vergeten dat de verteller deze visie laat voortkomen uit de mystiek van Böhme en Seuse.

Zoals de titel al suggereert, speelt Walser zijn verborgen gevechten uit via de genrekenmerken van de thriller. De criticus Reich-Ranicki (in de roman heet hij Ehrl-König) wordt gedood door de schrijver Hans Lach die hij in zijn tv-show had afgemaakt. De schrijver bekent later en belandt in een psychiatrische inrichting. De verteller wil hem redden, en wil hem voorzien van een alibi. Dat mislukt, maar blijkt uiteindelijk ook niet nodig. Ehrl-König is springlevend. Hij had zijn moord in scène gezet om te verhullen dat hij zich die avond met een lekker ding had vermaakt.

De redding lijkt dus niet te bestaan in het vrijpleiten, maar in de kwestie hoe je via het schrijven de macht over jezelf kan winnen, dit - naar het schijnt - in tegenstelling tot de zelfenscenering van tv-shows als die van Reich-Ranicki. De verteller recenseert zelf een roman van Lach en schrijft later ingesproken cassettebandjes in van Lach als die in de inrichting zit.

Maar gaat het wel om een prijzing van het schrijven? Is de roman van Walser niet eerder zelf een enscenering? Dat zou je alleen al kunnen afleiden uit de verontwaardigde reacties van Duitsland op het boek, die niet alleen in werkelijkheid losbrandden, maar waarop Walser in zijn boek breeduit anticipeerde. Het lijkt er dus sterk op dat Walser zich door zijn vijand Reich-Ranicki heeft laten inspireren. Maar ook als, of misschien wel vooral omdat, iedereen deze verborgen inzet ontgaat, zou je Walsers roman als mystieke metamorfose van Ranicki's show kunnen lezen, als Zustimmung.

Ook de naam Ehrl-König zou daarop kunnen wijzen. Het staat je volkomen vrij om met sommige critici Reich-Ranicki te zien als de vader die de schrijvers in zijn armen laat sterven. Maar lees Tournier (Le roi des aulnes) opnieuw en je ziet een vader die zijn kind draagt. Wie is de vader, wie het kind? Na de dood van God is die vraag niet eenvoudig te beantwoorden. Het schrijven kan die plaats alleen maar invullen wanneer de verheven liefde zich voordoet als enscenering, inferieure komedie, schijngevecht in de media.








zondag 18 november 2012

Thomas' Omega's

Nee, ik heb De rode loper van Rosenboom nog niet gelezen, zag hem alleen op televisie. Wel dacht ik dat hij hier - wellicht bewust - gevangen zat in de logica die hij daar met Brands uittekende. De kiem van zijn werk zou bestaan in een eenling met een goed idee, die het net niet lukt om dat idee uit te bouwen. En, zoals je aan deze formulering al kunt zien, dat is misschien wel eigen aan de idee van een kiem als zodanig. Die kiem kan pas echt kiem zijn wanneer hij zijn bestemming bereikt. Maar dan is hij geen kiem meer.

Wat er dan overblijft is: blijven lopen. Lopen deed Rosenboom zelf. Lopen deed Johannes de Loper in Zoetemond. Lopen doen de mensen over de rode loper naar de film, waar ze zichzelf willen terugzien. Lopen deed de zwaan over de beijsde Amsterdamse brug waar hij niet overheen kwam.

Het is de logica van de tragikomedie, omdat pure tragedie leidt tot de struikeling van allen, de dood, het leven van een steen. In de komedie daarentegen is de struikeling pure winst, oneindige uitweg. Daarom moet je blijven zoeken naar de loper die past op sloten en lopen in alle sloten tegelijk.

Die loper zou kunnen bestaan in het terugkijken naar jezelf. Je stopt daarmee alle lopen dat nergens toe leidde, het lopen van de eerste helft van je leven. Je zet bovendien dat lopen op een hoger niveau door, het lopen dat je volgt met open ogen.

Hoeveel lopers hebben al gelopen om deze tweedeling van hun leven te vieren, te besluiten, te openen, om over te lopen en openingen te dopen?

Hoelang zal Rosenboom ons lopen nog volgen, rond al deze o's,  elk alfabet voortijdig of tijdig eindigend?





woensdag 7 november 2012

Ont

Opnieuw lijkt het om semiotiek te gaan. Ditmaal is het iemand die, zoals wij allemaal soms, erbij probeert te komen, en soms denkt dat hij het gevonden heeft.

Wat een loser in Groningen lijkt, is bij nader inzien een elckerlyc. Typisch Gronings, maar eerder die van de openbare toiletten onder de grond ('Metro') dan van de Martinitoren. Hij bouwt een soort Argo, een groep met allerlei schijnhelden waaronder zelfs een Limburger. Vanwege de groteske (tragikomische) toonzetting tuimelen held en loser in elkaar om. Typisch (kinderlijke) mannen dus. Maar wie kent hen beter dan de vrouwen? Bijvoorbeeld de Manja die Isebrand had ontslagen maar hem uiteindelijk liefdevol (en/of dronken) in bed opneemt.

De semiotiek beheerst de helden als een graal. Het voorvoegsel ont- ontbrandt een queeste via rijmwoorden zoals kont. Het roept daarnaast een filosofische verwondering in het leven, want welke betekenissen krijgen woorden door er 'ont-' voor te zetten? Niet alleen ontkenning, zoals in het woord ontkenning, maar ook intensivering, zoals in het woord ontbranden.

Het blijft allemaal dichtbij. Het blijft het leven zoals het geleefd wordt en vanuit licht absurdistische schijnwerpers wordt belicht. De tekenketens ontstaan vanuit ontbranding, roes en verwondering.

Ik , het elckerlyc, word gelezen. Ik ben Isebrand, maar dan ont-absurdeerd.


vrijdag 2 november 2012

Terrin post mortem

Via Terrin kun je de semiotiek misschien beter doorgronden.
Iets van alle zweverige zaken, waaronder literatuur, heeft te maken met het leven na de dood, als we niet meer in ons lichaam lopen maar wel voortleven in de hersens van anderen.
Je zou kunnen zeggen: we zijn dan tekens geworden, even eeuwig als vluchtig.

Anders wordt het misschien wanneer die herinneringen veel zullen betekenen voor hen die voor jouzelf veel betekenen, zoals bijvoorbeeld je kleine dochter. Zij zal geen herinneringen van je hebben wanneer jij overlijdt voordat ze oud genoeg is om die herinneringen op te bouwen.

Vanuit deze gronding wordt het spiegelpaleis van de roman Post mortem opgetrokken. Uit liefde voor 'de literatuur', whatever it may be, en uit liefde voor de dochter van de schrijver. Whoever she may be. Hoewel het geen toeval kan zijn dat zij Renée wordt genoemd, herborene, om de man die hersterft van tegenwicht te voorzien.

Je zou concluderen dat de man zijn autobiografie uit liefde schrijft, ook van literatuur houdt, en dat wil laten zien, dan moet de autobiografie appeltje eitje zijn.
Maar helaas. De man zit met een biofobie, die je in eerste instantie (maar niet uitsluitend) moet opvatten als een biografiefobie, een angst voor de biografie. Hij voorziet namelijk al hoe de anderen met zijn identiteit op de loop zullen gaan. Ze nemen zijn dochter de toekomstige herinneringen af, ze nemen haar haar vader af.

Wellicht zit de zin van de onderneming in de gastvrijheid. De roman moet - of de schrijver dat nou leuk vindt of niet - de herinneringen, het spel ermee en hun verdraaiingen welkom heten. Even anti-immuun als het lichaam van Renée.

De verwelkoming betreft noodzakelijkerwijs ook de disseminatie, de verspreiding van tekens voorbij je controlegebied. Denk aan René Steegmans, wiens naam is samengesteld uit de naam van de dochter, en die van de hoofdpersoon Emiel Steegman zelf.

Of denk aan de naam Terrin. Die moet te maken hebben met de terra, de grond die ons kan opsluiten, zoals de onderaardse gangen in De bewaker en het ziekenhuis. Via ondoorgrondelijke tekens kan hij ontsnappen, zoals de plek op de frisdrankautomaat in het ziekenhuis, of de literatuur. Het kan dus geen toeval zijn dat Terrin Terrin heet.

Bij Terrin zou je ook kunnen denken aan terrein. In de roman is hij op zijn terrein. Daar kan hij de vervelende zaken omtoveren tot mooie zinnen. Daar kan hij altijd naar ontsnappen. Daar kan hij de immuniteit scheppen die zijn dochter ontbeert. Daar kan hij ontsnappen aan zijn eerste en aan zijn tweede dood. Daar kan hij ontsnappen aan de verdenking van verkrachting en moord. Ontsnappen aan het leven: de biografiefobie blijkt ook een biofobie.

En je kunt denken aan de grond waarin de schrijver zal liggen (de scène van de laatste bladzijden), de angst voor zijn dood als drijvende kracht van schepping. De semiotiek wordt alsnog gegrond in de dood die op de eerste plaats de eigen dood is. Zelfs de eerste dood biedt geen soelaas, ook de tweede dood moet worden gevreesd.

Voor zijn riskante creatie is Terrin geprezen met de Ako-literatuurprijs. Ook een dergelijke prijs wordt in de roman al voorzien. In die zin is het een prijzing post mortem.