zondag 7 oktober 2012

Kleine dagen

Als je Kleine dagen wil prijzen zijn er twee obstakels. Je bent mosterd na de maaltijd omdat dit boek al is gelauwerd. En de schrijver verzint een taal voor de dingen die niet te evenaren is, maar die ook als een lat werkt waar je naartoe wil.

Er is een nog derde kans. Die ligt in de nabijheid die de schrijver zoekt bij de dingetjes van de dag.
Hij ziet daar soms iets dat hemzelf als het ware overbodig maakt. En misschien is zijn schrijven daar wel op gericht. Op het coveren van een zone die uiteindelijk onbereikbaar is. En die via een suggestieve doorbraak alsnog bereikbaar is.

Zo beschrijft Dewulf een lichtval op een muur die het gevoel suggereert van een wereld zonder hem. En dan zijn er natuurlijk zijn kinderen. Die kinderen treden langzaam een wereld binnen waaruit hijzelf langzaam verdwijnt. Het zijn die toenemende afwezigheden die hem al vertrouwd zijn maar die hij via de kinderogen opnieuw ontdekt.

Het begin, daar ligt de sleutel. Een begin dat even vertrouwd als nieuw is. Evenals de filosofie geboren uit verveling maar vertrouwend op een vervolg dat tamelijk onfilosofisch is. Geboren uit de verwondering (die opkomt in de verveling) maar bij voorbaat afgebakend is door leefdomein, eenheid van plaats, tijd en handeling.

Het is alsof we aan de vooravond van een oorlog staan. Een oorlog tegen de moeders die hysterisch worden bij een dode wesp die hun kind aanraakt. De oorlog van softe vaders die hun kinderen gebruiken als voertuig om mee te liften op ongedachte dromen.

Dit zou het begin kunnen zijn van een prijzing. Het zou ook het begin van een ontdekking kunnen zijn van een licht dat valt, op een muur, op een obstakel.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten